Project Description
De opmetingen van de Baasroodse scheepsbouwmeester Emmanuel De Landtsheer bevat nog een ander buitengewoon schip van dezelfde soort als de zeepleit, maar dat vanwege zijn beperkte afmetingen en zijn inrichting een gaffelschuit wordt genoemd. In 1797 zat hij nog in het prille begin van zijn loopbaan en dat is te merken aan zijn opmetingen, ze zijn allen zeer uitgebreid en bijna volledig. Het schip dat hij beschrijft was zonder enige twijfel een pleit, maar een pleit met beperkte afmetingen die men kan rangschikken onder de schuiten. Ze was bestemd voor Francus Verstokken. De beschrijving van de mast wijst overduidelijk naar het gaffeltuig. Haar betitelen als gaffelschuit is bijgevolg volledig gerechtvaardigd. De afmetingen zijn de volgende; lengte over de stevens 17,11 m, breedte op de berghouten 4,72 m en de diepte in het midden van onder het vlak tot aan het gangboord bedraagt 1,97 m. Het verschil tussen de lengte over de stevens en de kielbalk is slechts 74 cm. De stevens staan bijgevolg zeer steil. Andere kenmerken zijn de gematigde zeeg in het midden die naar voor en achter sterk oploopt, de bolle boegen, het brede boeisel en de laaghangende, zware berghouten. Daar het schild van de luikopening net achter de mast staat, zijn de schrijfstijlen waarop de galg ligt tegen het schild vastgemaakt en blijft weinig plaats over om de lijnen van de zeilen te bedienen. De breedte van de zwaarden en het roer zijn deze van een binnenschip, bestemd voor het grote water als de delta van de grote rivieren. De platte bodem en de geringe breedte lieten hem toe hogerop het land in te trekken en steden als Mechelen en Gent te bereiken terwijl zijn robuustheid bij geschikt weer hem toeliet buitenom naar Rotterdam of Amsterdam te zeilen. Ze behoorden tot de top van de Vlaamse binnenschepen.
De nauwkeurige beschrijving van mast en rondhouten laten geen twijfel bestaan over het zeiltuig. Onder de lange masttop is een zeer laaghangende hommer uitgespaard. De steng is van het aangenaaide type, hij ligt tegen de voorzijde van de mast en reikt met de staart tot onder de hommer. In het bovenste deel boven de masttop is een verdikking gemaakt in de vorm van een omgekeerde peer, helemaal naar de mode van de tijd en hij eindigt bovenaan op een knop. Het grootzeil hangt aan een zeer lange gaffel en de giek voor de schoot ontbreekt. Boven de gaffel kan een langsscheeps topzeil gevoerd worden, wat toen zeer vooruitstrevend was. Voor de mast staat de gebruikelijke stagfok en een kluiver.